Onderzoeksvoorstel

From DiVersions
Jump to navigation Jump to search

Van verleden naar toekomst en weer terug

Telefoongesprek met Kris Rutten

Kris Rutten studeerde vergelijkende cultuurstudies en is op dit moment werkzaam als professor aan de Vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent. Kris is ook lid van Constant en volgt de projecten van de vereniging al enige tijd op de voet. In de aanloop naar de eerste versie van DiVersies wisselden we regelmatig uit over de voortgang van elkaars onderzoeksprojekten en de overeenkomsten en verschillen daartussen. Voor de volgende versie van deze publicatie bereidt hij een bijdrage voor rond artistiek onderzoek, diversiteit en erfgoed.


Femke Snelting: Je stuurde ons het onderzoeksvoorstel ‘From Past to Future. Democracy, Diversity and Cultural Heritage-in-the-making’ dat je enkele jaren geleden samen met Gert Biesta indiende bij de Horizon 2020 oproep van de van Europese Unie. Waarom hebben jullie dit voorstel juist voor deze oproep ingediend?


Kris Rutten: Horizon 2020 is een belangrijk onderzoeksprogramma van de EU. Vaak heb je als onderzoeker een idee, en probeer je dat idee uit te werken en dan probeer je je idee aan een bepaald fonds te verkopen, ‘bottum-up’ zogezegd. Dus je begint bij: “dit vinden we belangrijk om te onderzoeken, en daar gaan we onderzoek naar doen”. Een belangrijk verschil bij dergelijke Europese fondsen is dat het een ‘top-down’ oproep is. De EU formuleert een aantal thematische speerpunten waaraan gedurende een periode van vijf jaar gewerkt kan worden, waarvan ze zeggen: “kijk, daar willen we echt op focussen”, en dat gaat heel breed. De bedoeling is natuurlijk om Europa te doen excelleren op allerhande vlakken: technologie, biomedische wetenschappen. Een relatief klein percentage gaat naar ‘reflective societies’ en uit die oproep merk je dat er een heel duidelijke visie op de Europese Unie naar voren komt. Deze specifieke oproep had als titel: ‘REFLECTIVE-2-2015: Emergence and Transmission of European Culture Heritage and Europeanisation’ en stelde effectief: “Europa is in crisis, een deel van die crisis heeft te maken met het feit dat mensen zich moeilijk identificeren met het concept Europa. Laat ons dus inzetten op een gedeeld Europees erfgoed”. Als je aan zoiets meedoet moet je duidelijk maken wat jouw voorstel met de oproep te maken heeft, maar inplaats van mee te stappen in die instrumentele logica hebben we geprobeerd de vraagstelling zelf uit elkaar te halen.


Femke: Dus de oproep werd deel van jullie onderzoek?


Kris: Inderdaad, dat was onze opzet. Het voorstel heeft het uiteindelijk niet gehaald maar we hebben wel hele mooie feedback gekregen.

Ik weet het niet meer van buiten natuurlijk, maar men was wel mee met het idee om via artistieke reflectie tot een kritische invulling van erfgoed te komen. De commissie heeft positief gereageerd op het feit dat we de vraag van de oproep heel kritisch omgedraaid hebben. We hebben gezegd: De EU lijkt op zoek te gaan naar een vorm van erfgoed die de Europese crisis kan oplossen, en zijn toen heel het idee van crisis gaan bevragen, en of dat wel kan, erfgoed instrumenteel inzetten, en gaat dat wel tot nieuwe vormen van identificatie leiden?


Femke: De paradox die je met Gert Biesta beschreef in de tekst ‘Van verleden naar toekomst. Democratie, diversiteit en cultureel erfgoed-in-wording’[1], is dat erfgoed aan de ene kant een middel tot identificatie en verbinding zou moeten zijn, en tegelijkertijd wordt ingezet als manier om diversiteit, om ‘leven met pluraliteit’ te bevorderen.


Kris: Het gaat over vormen van sociale cohesie, de vraag is enerzijds natuurlijk of we die dan wel willen, op wiens termen, en over wie gaat het dan eigenlijk? Voor wie dient die sociale cohesie? En anderzijds, misschien moet erfgoed eerder de fricties in de samenleving blootleggen, inplaats van die toe te dekken onder het mom van sociale cohesie. En dan, dat hebben we ook in het artikel beschreven, kennis van andere culturen leidt niet perse tot cohesie over de verschillen heen. Het kan ook tot andere vormen van stereotypering en exclusie leiden inplaats van tot een grote sociale gedachte.

Het belangrijkste blijkt nu, en we willen daar graag op verder werken, dat in al het werk rond identiteit dat Europa op dit moment doet, men op zoek gaat naar ‘de kunst die ons bindt’. Dat is een slagzinnetje dat je heel vaak tegenkomt en dat roept veel vragen op. Over wat soort kunst gaat het dan? Wiens kunst? Wie is ons? Misschien is het wel niet mogelijk of helemaal niet wenselijk dat er een nieuwe ‘ons’ gecreeerd wordt, want als er een ‘ons’ is dan is er altijd een ander die er niet bijhoort. Wat we proberen te doen in het onderzoek, is net die spanning bloot te leggen en te problematiseren.

We vinden dat cultuur vooral meervoudig en pluraal moet zijn, niet dat de kunst bij voorbaat moet binden. Misschien moet kunst wel ont-binden of tot frictie leiden. En dat heeft natuurlijk alles te maken met de vragen die DiVersies stelt.


Femke: Wat is voor jou de relatie en het verschil tussen ‘kunst’ en ‘erfgoed’?


Kris: De vragen rond de slagzin ‘de kunst die ons bindt’ gaan meer over het identiteits-project van Europa, en de manier waarop Europa cultuur inzet in een project van sociale cohesie. Maar als we het over ‘artistiek onderzoek’ hebben, dan bedoelen we praktijken die laten zien hoe we misschien met cultureel erfgoed om kunnen gaan. En natuurlijk kan die vorm van kunst weer erfgoed worden, maar we proberen die twee wel een beetje uit elkaar te houden.


Femke: DiVersies begeeft zich natuurlijk op dat tussengebied. Er zijn projecten waarvan je zou kunnen zeggen dat ze kunst maken met erfgoed, andere gaan vooral in op de problematiek van erfgoed, zonder zich als erfgoed of als kunst te definiëren.


Kris: Het is goed om te kijken naar de projecten die zich nu juist niet definiëren. Het is ook geen toeval dat projecten meanderen, en de grens vaag houden.


Femke: In DiVersies wordt duidelijk dat erfgoed niet enkel kan gaan over welke toekomst we willen, maar ook hoe we naar het verleden kunnen en willen kijken. Veel erfgoed in de Belgische instellingen is verbonden met een koloniaal verleden, maar er is weinig ruimte om daar rekenschap van te geven. Je hebt het over de spanning tussen nationale en Europese identiteit, gecompliceerd door instrumentele opvattingen over diversiteit. Is de rol die erfgoed zou kunnen spelen in een dekoloniaal projekt, deel van jullie onderzoek?


Kris: Onvermijdelijk! We hebben dat denk ik in de tekst ‘Van verleden naar toekomst’ nog niet echt naar voren geschoven, maar er is natuurlijk een spanning tussen de creatie van een Europese identiteit, de zogenaamde ‘imagined community’ en de koloniale geschiedenis. Het is onvermijdelijk om de discussie over dekolonisering daarbij te betrekken. Maar er zijn bij ons ook een paar onderzoekers bezig rond het idee dat dekoloniseren een nieuw buzzwoord geworden is. Er bestaat een kans dat de combinatie van dekolonialiteit en intersectionaliteit zich opnieuw vastzet. We moeten oppassen dat de dekoloniale praktijk niet gerecupereerd wordt binnen bestaande machtsstructuren. De vraag is altijd of een museum zich wel kán dekoloniseren; het zal altijd een institutie blijven.

Het is misschien een dooddoener, maar het helpt natuurlijk niet om perspektief A door perspektief B te vervangen. Je moet blijven proberen al die perspektieven door- en naast elkaar te zetten, ze tegen elkaar af te zetten, de zaken openbreken. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan! Het boeiende van DiVersies is dat het een poging is om dat effectief toch te gaan doen. Een bepaald deel van een collectie wordt ontmanteld, of her-ontmanteld en weer anders opgebouwd … DiVersies zou natuurlijk veel meer dan twee versies moeten hebben, maar bon.

  1. Rutten, K. en Biesta, G.J.J. (2015). Van verleden naar toekomst. Democratie, diversiteit en cultureel erfgoed-in-wording. Volkskunde, 3: 439-456.