Opwaarderen en weglaten

From DiVersions
Revision as of 09:00, 14 September 2019 by Elo (talk | contribs) (Opwaarderen en Weglaten)
Jump to navigation Jump to search


Opwaarderen en Weglaten

Elodie Mugrefya

L’Afrique Aux Noirs is een tekst van de hand van Paul Otlet, een personage dat ons bekend is bij Constant. Eerdere projecten van Constant, Algolit en Mondothèque, benaderden het Mundaneum en het werk van Otlet immers op verschillende manieren. Paul Otlet werd de laatste twintig jaar een bekende figuur van het Belgisch intellectualisme, romantisch afgeschilderd als een tragische held, het eeuwige, onbegrepen genie.[1] Het onderzoek dat ik voerde naar dit personage schetst het portret van een briljante, gepassioneerde en aardige man, kortom een bijzonder persoon. Hij werd dan ook gedefinieerd als een universalist, utopist, documentalist, internationalist,[2] pacifist, socialistisch militant en visionair.[3] Het lijkt alsof de obscure tekst met de titel L’Afrique Aux Noirs, geschreven door Otlet toen hij 19 was, nooit vragen heeft doen rijzen rond deze bejubelde figuur. Ik heb geen commentaar of kritiek op hem teruggevonden naar aanleiding van deze tekst. Ook de eerder vermelde projecten van Constant moesten het stellen met een eenvoudige vermelding, alsof de tekst het niet waard was dat we er even bij zouden stilstaan; alsof het in geen geval een weerspiegeling is van de persoon die Paul Otlet was en van het erfgoed dat hij nalaat.

Mijn argument stelt dat de tekst L’Afrique Aux Noirs even belangrijk is als de andere teksten, werken en projecten van Paul Otlet. Het is ook geen vervelende faux pas die we eenvoudig onder de mat kunnen vegen met als excuus zijn jeugdige leeftijd. Otlet komt immers op geen enkel moment van zijn carrière terug op zijn woorden, maar zal ze veeleer bevestigen aan de hand van zijn professionele projecten. Het romantische portret dat wordt opgemaakt van Otlet lijkt het geven van kritiek onmogelijk te maken, waardoor een soort bewuste blindheid ontstaat voor de elementen die dit mooie plaatje mogelijk zouden kunnen besmeuren. Ik hou vol dat L’Afrique Aux Noirs een van Otlets vele uitingen met een diep racistisch karakter is.

Iemand het stempel racist geven, is altijd gevaarlijk. Ten eerste roept het buitenmaatse emoties op die zo sterk zijn dat de rest van het argument verloren gaat. Ten tweede is het ook echt gevaarlijk, omdat het er eens te meer toe kan leiden dat racisme wordt gecondenseerd tot een zeer problematisch gedachtepatroon dat racisme beperkt tot een essentieel individueel fenomeen. Kortom, dat het probleem racisme een gedragsprobleem is van individuen onderling en niet een zeer systematisch mechanisme. Ik zal dus proberen argumenteren waarom de persoon maar ook het erfgoed van Paul Otlet door en door racistisch zijn. Waarmee ik niet bedoel dat hij in zijn vrije tijd handen van zwarten afsneed, hoewel hij zeer lovend was over een dergelijk systeem van Koning Leopold II [4], maar eerder dat hij actief deelnam aan een proces van danteske ontmenselijking van niet-blanke en vooral zwarte bevolkingsgroepen, waardoor het leed en de onrechtvaardigheid die deze volkeren vroeger en vandaag nog steeds ondervinden, gelegitimeerd en genormaliseerd worden. Otlet was trouwens zo lovend over het werk van Leopold II dat hij ernaar streefde om het Wereldpaleis-Mundaneum in het Tervurenpark te bouwen, vlakbij wat toen nog het Paleis van Congo heette.[5] Het lijkt erop dat hij zelf een echte verwantschap zag tussen het Wereldpaleis en het koloniale project van Leopold, en dat hij dit wilde onderstrepen door een fysieke nabijheid.

De tekst L'Afrique aux Noirs begint met een observatie over een opkomende beweging in de Verenigde Staten. Deze beweging pleit voor een terugkeer van de zwarte Amerikaanse gemeenschap naar het Afrikaanse thuisland. De leider van deze beweging predikt een terugkeer naar Afrika om de Afrikaanse "valse goden" te verbranden en de "kannibalen er tot het christendom te bekeren". Otlet prees deze beweging en erkende dat de Zwarte-Amerikaanse gemeenschap nooit zou worden gerespecteerd of geïntegreerd zou raken in een land waar ze gedurende eeuwen van slavernij op brutale wijze werd uitgebuit. Hij roept België vervolgens op om deel te nemen aan deze beweging, als een staat die reeds "humanitair en christelijk werk" in Congo heeft verricht. Hij waarschuwt echter voor het gevaar van het vermengen van de zo complexe en verfijnde Belgische beschaving met de Afrikaanse "wilde" beschaving. Volgens Otlet was de rol van België: optreden als bewaker van de zwarte bevolking, om ervoor te zorgen dat de zaken zich positief ontwikkelden. Hierdoor zou deze zwarte Amerikaanse bevolking, die al in contact was geweest met een "gevorderde beschaving", dan in staat zijn om hun zwarte landgenoten uit de "Afrikaanse barbarij" te halen. Otlet moedigt Leopold II ten slotte aan om het voortouw te nemen en deze nieuwkomers uit te nodigen in Congo, om hen er land aan te bieden en de ontwikkeling van een Afrikaanse samenleving te bevorderen. Er zijn twee belangrijke punten in deze tekst die naar mijn mening moeten worden belicht. Ten eerste dat de Afrikanen fundamenteel slecht van aard zijn, omdat ze barbaars en immoreel zijn, en niet in staat om in zelfbeschikking en voor hun eigen bestwil te handelen, zonder de hulp van de Westerse blanke bevolking. Het tweede punt is dat Otlet, zonder enige dubbelzinnigheid, zeer lovend is over kolonisatie, wat natuurlijk nauw samenhangt met het eerste punt.

Toen ik de tekst L'Afrique Aux Noirs begon te bestuderen, kreeg ik meerdere malen en van verschillende uiteenlopende personen twee argumenten ter verdediging te horen. Het leek mij dan ook van essentieel belang om mijn argumentatie op te bouwen rond deze reacties, door ze krachtig tegen te spreken, want het was verontrustend hoe vaak ik deze meningen te horen kreeg. De eerste en meest ondraaglijke verdediging is Otlet en zijn verwerpelijke uitingen verontschuldigen omdat ze een tijdperk zouden weerspiegelen en niet de man zelf. De tweede verdediging is Otlet vergeven vanwege de jonge leeftijd waarop hij L'Afrique Aux Noirs schreef. Hij was immers maar 19 jaar oud.

Ik verwerp dit eerste, typische argument, dat altijd naar boven komt bij de ontleding van teksten van Europese figuren uit het verleden. Ik weiger eenvoudigweg de stelling dat Otlets woorden binnen de context van zijn tijd moeten worden beschouwd, einde 19e eeuw tot begin 20e eeuw (1868-1944). Het vreselijke gevolg van dit argument is immers dat het Europese, blanke standpunt als een standaardwaarde wordt beschouwd, ten opzichte van het andere, het zwarte, het vreemde, het wilde, het lelijke. Dit luie denkpatroon zorgt ervoor dat haat, minachting en geweld tegen de Afrikanen wordt verontschuldigd, genormaliseerd en geaccepteerd. Dit Europese standpunt wordt gezien als het kompas van het intellectueel denken, waarbij wreedheden worden uitgewist onder het mom van een vermeende uitzondering van de blanke Europeanen. Juist dit standpunt heeft geleid tot de overtuiging dat het Westen, in zijn rol als kompas, zichzelf het recht, zelfs de plicht geeft om de rest van de wereld te regeren, om te bemiddelen over wat goed is en wat niet, om te beslissen wie leeft en wie niet.[6]

Ik wil niet beweren dan het hiërarchiseren van de mensheid een exclusief Europese praktijk was. Maar het was wel in Europa dat de vermeende minderwaardigheid van bepaalde bevolkingsgroepen zo radicaal werd geaccepteerd als absolute waarheid, dat hele generaties wetenschappers het zelfs door middel van veronderstelde wetenschappelijke accuraatheid probeerden te bewijzen.[7] De minderwaardigheid van de zwarten was dus niet langer alleen een rechtvaardiging voor slavernij, maar werd een wetenschappelijke realiteit.

Ik heb op school geleerd, zoals waarschijnlijk de meeste Europese kinderen, dat Europa haar grootsheid dankt aan de vooruitgang die tijdens de Eeuw van de Rede heeft plaatsgevonden. De Verlichting werd voor mij gedefinieerd als de ware ontplooiing van de menselijke geest en zijn uitzonderlijkheid. Deze triomf van de geest vond natuurlijk alleen in Europa plaats. Het was de Eeuw van de Rede die leidde tot werken over de menselijke rassen, toen Europese wetenschappers een tijdperk ingingen waarin alles moest worden geclassificeerd. Alles moest in categorieën worden ingedeeld: planten, stenen, dieren en mensen.[8]

Het is op deze classificatiedrang dat het model van culturele en wetenschappelijke erfgoedinstellingen, zoals musea, is gebaseerd. Museumcollecties weerspiegelen het samenvallen van deze honger naar classificatie en de Europese, extreme verzameldrang; een combinatie die het werk van Otlet perfect symboliseert. Otlet, de "man die de wereld wilde classificeren" (woorden van Françoise Levie, zich beroepend op een overdreven, naïef romantisme) begon dan ook met het classificeren en verzamelen van alles wat hij kon, om zo het idee te voeden dat Europeanen, als weldoeners van de mensheid, toegang moesten hebben tot alle dingen en kennis. De titel van Françoise Levie's documentaire is een treffend voorbeeld van de blanke naïviteit waarmee Otlets werk tot nu toe is benaderd. Het probleem ligt hier vooral in de formulering van een dergelijke bijnaam als een impliciet goede eigenschap, waardoor de ideologieën die voortkomen uit het toepassen van een classificatie, zoals fysionomie, frenologie, ras maar ook de wrede erfenis ervan, volledig worden ontkend.

De wetenschappelijke benadering van racisme zorgde voor een fundamentele logicaverschuiving in de verspreiding van racisme tegen zwarten, waardoor niet alleen de slavernij maar ook om het even welk systeem van onderdrukking tegen zwarte mensen werd gelegitimeerd. De retoriek van minderwaardigheid, die fundamenteel verbonden is met de vorming van het begrip ras, diende als een aanduiding voor alles wat tot de wereld van het niet-blanke behoort. Zwart, geel, rood, enz. worden zo allemaal figuren van "de ander" ten opzichte van blank. Zo ontstaat het onzichtbare systeem van "whiteness", waarbij de blanke noch wordt gedefinieerd noch gecategoriseerd, omdat hij het neutrale punt is en dus de rest van de mensheid kan categoriseren. Mijn verwerping van dit eerste argument, dat het resultaat is van een eurocentrische logica, is een onontbeerlijk gebaar om de gewelddadige ervaring van het anders-zijn te effleureren, waarin mensen die als buitenstaanders van de blanke canon worden beschouwd door het Westen werden en nog steeds worden opgesloten.

Om het argument van de tijdsgeest voor eens en voor altijd te begraven, wil ik ook wijzen op de feitelijke onjuistheid ervan. Reeds op het moment dat Otlet trots zijn afschuw uitsprak over de Afrikaan, met als voorwendsel een valse wetenschap, hadden veel Afrikaanse en Europese denkers al revolutionaire, antislavernij- en antiracistische geschriften op papier gesteld.[9] Zo schreef Olaudah Equiano, herdoopt tot Gustavus Vassa, in 1789 zijn autobiografie "The Interesting Narrative of the Life of Olaudah Equiano", die een bestseller werd in de jaren na haar publicatie, 100 jaar vóór L'Afrique Aux Noirs. Dit boek is het eerste rechtstreekse verslag van de ervaringen van een voormalige slaaf. De autobiografie werd gepubliceerd in verschillende Europese landen en werd beschouwd als een bijdrage aan het toenemende antislavernijgevoel in Europa en de Verenigde Staten.[10] Hieruit blijkt dat Otlet niet eens een man van zijn tijd was, waarin er documentatie voorhanden was die zijn racistische vooroordelen over de intellectuele inferioriteit van zwarte mensen tegensprak. We moeten Otlet hard beoordelen, omdat hij een aanzienlijk bevoorrechte toegang had tot kennis uit de hele wereld en stelde dat hij een poort naar die kennis wilde creëren.

Als het antiracistisch denkgoed al in Otlets tijd beschikbaar was, dan toont dit aan hoezeer zijn racisme geen ondeugdelijkheid uit die periode was, maar veeleer een zeer bewuste weigering om zijn racistische opvattingen, die diep geworteld zijn in het overgeleverde Europese denken, opnieuw te overwegen. Een overweging die ernstige gevolgen kon hebben, want als Otlet, en vele andere Europese intellectuelen, zouden toegeven dat de Afrikanen inderdaad gelijk waren aan de blanken, verloor heel het koloniale systeem zijn beschavingbrengende luister om nog slechts een monsterlijke onderneming te worden die louter en alleen werd gedreven door kapitalisme. Hoe zit het immers met de mooie gedachten van de Verlichting, met de theorieën die stellen dat individuele vrijheid een natuurlijk element van de mens is, als Afrikanen inderdaad ook mensen zijn? De ambitie van de Verlichting volgens Immanuel Kant, die herhaaldelijk wordt geciteerd in de werken van Otlet [11] en wordt beschouwd als een belangrijk figuur van de Verlichtingsbeweging [12], werd immers als volgt verwoord:

“Verlichting is het bevrijden van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuld heeft. Onmondigheid is het onvermogen zijn verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. Deze onmondigheid is eigen schuld wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand, maar wel in gebrek aan moed en wilskracht, het zijne te gebruiken zonder leiding van een ander. Sapere aude! Heb de moed je eigen verstand te gebruiken, aldus de kernspreuk van de Verlichting.”[13]

Bijgevolg doet het beschouwen van Afrikanen als mensen de fundamenten van de Verlichting ernstig wankelen. De ontmenselijking van de Afrikanen moest reëel worden gemaakt om de gruweldaden te kunnen bestendigen, terwijl de humanistische grandeur van de Verlichting behouden bleef. Cornel West en Achille Mbembe vestigen in hun kritiek op de slavernij en het kolonialisme op briljante wijze de aandacht op het volgende punt:

“De blanke overheersing is een integraal onderdeel van de Europese vooruitgang en de afschuwelijke slavernij van de Afrikanen is een voorwaarde voor de geleidelijke doorbraken van de moderne wereld.”

“Als nakomeling van de democratie was de koloniale wereld niet de tegenpool van de democratische orde. Hij is er altijd de doorslag van geweest, of de donkere keerzijde. Er is geen democratie zonder haar doorslag, haar kolonie, ongeacht haar naam en structuur.”[14]

Ter afsluiting van dit argument wil ik erop wijzen hoe essentieel het is om Otlets rechtvaardiging van racisme op basis van de tijdsgeest te verwerpen. De actieve rol die hij heeft gespeeld in een systeem dat tot op de dag van vandaag miljoenen mensen heeft gedood, gemarteld en tot slaaf heeft gemaakt, waarbij het idee werd gekoesterd dat Afrikanen ondermensen zijn, vlees voor de slavernij, moet worden benadrukt. Deze ontmenselijking van de Afrikanen was zo'n effectieve strategie dat zelfs wanneer men er vandaag mee in contact komt, zoals via de tekst van Otlet, ze niet meer teweegbrengt dan een schouderophaling die de haat en minachting van weleer verontschuldigt. Alsof deze ontmenselijking vandaag de dag nog steeds geen enkele invloed zou hebben op de maatschappij.

Dan is het nu de beurt aan het tweede argument, namelijk Otlets relatief jonge leeftijd bij het schrijven van de tekst. Ik betwist dit zeer zwakke argument, dat het resultaat is van een reële terughoudendheid om het probleem onder ogen te zien. Enkel al het lezen van het boek "Monde : Essai d'Universalisme", geschreven door Otlet in 1935, toen hij dus 67 jaar was, toont duidelijk de inconsistentie van dit argument aan. Hier zijn enkele uittreksels:

“Aan de andere kant moeten we een zorgvuldig onderscheid maken tussen onze superieure rassen en echt inferieure rassen, met kleinere hersenen, zoals Weddas, Axas, negers, enz. Hier is geen plaats meer voor fouten: de vermenging die goed is onder Europese rassen wordt slecht bij mulatten.” [15]


“De rassen hebben, voor zover ze konden worden bestudeerd, eigen kenmerken. Zo zijn de hersenen bij het zwarte ras dus minder ontwikkeld dan bij het blanke ras, zijn de kronkelingen ondieper en de zenuwen die vanuit dit centrum naar de zintuiglijke organen uitstralen veel volumineuzer. Vandaar een veel meer uitgesproken mate van perfectie in de organen, zodat ze bovendien lijken te beschikken waarover de intelligentie in minder mate beschikt.”[16]

Het is moeilijk om niet op te merken dat Otlet een bijna fetisjistische minachting voor zwarten heeft. Hij neemt immers de moeite om twee verschillende etnische groepen (de Awas uit het Amazonegebied en de Veddas uit Sri Lanka) te benoemen, terwijl hij heel ruim verwijst naar de "negers" die volgens mij een paar duizend verschillende etnische groepen beslaan in Afrika. Dit haatdragend fetisjisme jegens de Afrikanen is terug te vinden in elke porie van het glorieuze Europese erfgoed, wat Norman Ajari in zijn vernietigende boek “La dignité ou la mort” heeft willen benadrukken. Onder de gestudeerde intellectuelen komen we onder meer Kant tegen, bij wie we hetzelfde gefantaseerde beeld van de wilde vinden als in de geschriften van Otlet:

“De negers van Afrika hebben van de natuur geen gevoelens gekregen die boven de onzin uitstijgen. Onder de blanken daarentegen is het een constante dat sommigen uit de laagste bevolkingsklassen opstaan en door de uitmuntendheid van hun superieure gaven enige aandacht krijgen in de wereld. Zo essentieel is het verschil tussen deze twee mensenrassen! Het geestelijk verschil lijkt even duidelijk als het verschil in huidskleur.”

“Zo zien we de verschijning van de neger die goed is aangepast aan zijn klimaat, namelijk sterk, stevig gebouwd, wendbaar, maar die, vanwege de materiële overvloed waarvan zijn geboorteland geniet, nog steeds lui, zacht en lichtzinnig is.”[17]


De gelijkenis tussen de ideeën en gebruikte taal is waanzinnig frappant en toont aan in hoeverre Otlet niet zozeer een beroep deed op zijn persoonlijke verbeelding, maar veeleer op het Europees erfgoed, geworteld in het werk van racistische denkers als Kant.

Deze twee argumenten, die ik heb willen onderuithalen, tonen de retorische gymnastiek waaraan sommigen zich wagen om een glorieus, maar gefantaseerd Europees erfgoed intact te houden. Een erfgoed waarvan sommige personages de belangrijkste referenties zouden zijn, waardoor ze meteen ook onaantastbaar worden. Het is inderdaad moeilijk om het eigen erfgoed op de korrel te nemen, want het is immers wat wij zijn. Of tenminste wat ons wordt geleerd: - België is ontstaan in 1830 - België is een koninkrijk - België heeft grote namen voortgebracht waar we trots op mogen zijn: Jacques Brel, Hergé, Zuster Emmanuelle, Paul Otlet, enz. - België stond dankzij Koning Leopold II aan het hoofd van een rijk dat 60 keer groter was dan België. - ...

Dit erfgoed wordt ons zo onderwezen dat we het leren koesteren, om dit gefantaseerde idee van een natie, van het bijzondere dat we samen vormen, in stand te houden. Zo zijn we in staat om degenen die er deel van uitmaken en degenen die er geen deel van uitmaken te herkennen, maar het zet ons er ook toe aan om op onze hoede te blijven, net uit respect voor dit erfgoed. En als dit erfgoed is wat we zijn, moeten we ons verzetten tegen elke invloed die het zou kunnen aantasten. In het licht van deze kennis is het makkelijker om die arme drommels te begrijpen in het Tervuren Museum (het is een bewuste keuze om het niet bij zijn nieuwe naam te noemen, die ik als beledigend beschouw), die zich verwoed vastklampen aan het stoffige beeld van Leopold II als een vader die de beschaving brengt, als drenkelingen die zich krampachtig vasthouden aan hun boei. Of het publiek dat verontwaardigd is over de eis om standbeelden te verwijderen van mensen, waaronder Leopold II, die de leiders waren van een van de dodelijkste regimes in de geschiedenis met naar schatting 10 miljoen doden.[18] Toch nemen we regelmatig aanstoot: racistisch gejoel op een muziekfestival, feestvierders in kolonistenkleren, studenten met een zwartgemaakt gezicht en ik ben er zeker van dat er nog vele andere voorbeelden zijn. We nemen aanstoot en vergeten het weer tot de volgende keer. Want daarin zit het probleem, niets in onze Belgische samenleving veroordeelt deze racistische 'incidenten', die zich bijgevolg blijven herhalen als microgebeurtenissen, die overduidelijk een onderdrukkingssysteem aan het licht brengen dat zich nog niet gewonnen wil geven. Het is naar mijn mening ook dit protectoraat dat ons in een soort identiteitscrisis brengt in de culturele instellingen. De echte bestaansreden van deze instellingen, de bescherming van het Belgisch erfgoed, wordt plotseling in twijfel getrokken en de instellingen worden met de vinger gewezen. Maar wat gebeurt er met een instelling, een museum als het erkent dat zijn bestaan de manifestatie is van een systeem van ongekend geweld en dat zijn eigen activiteit onderdeel uitmaakt van dit geweld?

De stilte rond de tekst L'Afrique Aux Noirs is een manifestatie van een fanatiek protectoraat jegens een gefantaseerd erfgoed, dat leidt tot het bijna natuurlijke verlangen om de tekst met één handgebaar uit te vegen, zodat we ons kunnen concentreren op het goede, echte erfgoed van Paul Otlet. Alsof dit niet een geheel is dat in zijn totaliteit moet worden beschouwd, waarin we het diep racistische en koloniale karakter van de persoon en het erfgoed van Otlet kunnen ontdekken. De studie van de Europese canon, zoals Otlet of Kant, binnen zijn Europese context, gebeurt door opwaarderen en weglaten, wat enerzijds een voorrecht aan het licht brengt voor degenen die het zich kunnen veroorloven om verachtelijke ideeën te negeren en, anderzijds, het geweld dat inwerkt op degenen die gewoonweg hun ogen niet kunnen sluiten.

  1. https://artsandculture.google.com/exhibit/QQ8iak0D;https://www.google.com/doodles/mundaneum-co-founder-paul-otlets-147th-birthday;https://daily.jstor.org/internet-before-internet-paul-otlet/;https://www.lepoint.fr/high-tech-internet/doodle-google-celebre-paul-otlet-le-cofondateur-belge-du-mundaneum-23-08-2015-1958561_47.php;https://www.altaplana.be/en/dictionary/otlet-paul;https://www.cairn.info/revue-de-la-bibliotheque-nationale-de-france-2012-3-page-5.htm.
  2. Mondotheque:de irradiërende , p. 210.
  3. https://en.wikipedia.org/wiki/Paul_Otlet
  4. Paul Otlet, “L’Afrique aux Noirs”, 1888, pp. 1–2.
  5. “L’homme qui voulait classer le monde”, Françoise Levie, https://www.youtube.com/watch?v=HieMJSgnkSE (26m 30s à 26m 55s)
  6. Paul Otlet, “L’Afrique aux Noirs”, 1888, p. 1.
  7. Skulls in Print: Scientific Racism in the Transatlantic World”, https://www.cam.ac.uk/research/news/skulls-in-print-scientific-racism-in-the-transatlantic-world; “A Brief History of the Enduring Phony Science that Perpetuates White Supremacy”, https://www.washingtonpost.com/local/a-brief-history-of-the-enduring-phony-science-that-perpetuates-white-supremacy/2019/04/29/20e6aef0-5aeb-11e9-a00e-050dc7b82693_story.html.
  8. Podcast Scene on Radio – Series : Seeing White”, episode 8 (7m 25s à 8m 03s).
  9. Podcast “Scene on Radio – Series : Seeing White”, épisode 4 (10m 12s à 12m 50s).
  10. https://en.wikipedia.org/wiki/Olaudah_Equiano.
  11. “Monde : Essai d’universalisme. L’Homme”, 1935, Paul Otlet, p. 17; “Monde : Essai d’universalisme. La Société”, 1935, Paul Otlet, pp. 191 & 193; “Monde : Essai d’universalisme. Le Monde selon l’espace”, 1935, Paul Otlet, pp. 6 & 7; “Monde : Essai d’universalisme. Le Monde au point de vue du sujet : le Moi”, 1935, Paul Otlet, p. 12; “Monde : Essai d’universalisme. L’Inconne. Le Mystère”, 1935, Paul Otlet, p. 6.
  12. https://www.britannica.com/biography/Immanuel-Kant.
  13. Immanuel Kant, “Réponse à la question : Qu’est-ce que les Lumières”, https://philosophie.cegeptr.qc.ca/wp-content/documents/Quest-ce-que-les-Lumi%C3%A8res%EF%80%A5-1784.pdf.
  14. Cornel West, cité dans Norman Ajari, La Dignité ou la mort, Editions La Découverte, 2019, p. 81; Achille Mbembe, cité dans Norman Ajari, La Dignité ou la mort, Editions La Découverte, 2019, p. 62.
  15. “Monde : Essai d’universalisme. L’Homme” 1935, Paul Otlet, p. 31.
  16. “Monde : Essai d’universalisme. L’Homme”, 1935, Paul Otlet, p. 32.
  17. Norman Ajari, La Dignité ou la mort, Editions La Découverte, 2019, p.53.
  18. https://www.independent.co.uk/news/long_reads/belgiums-genocidal-colonial-legacy-haunts-the-country-s-future-a7984191.html.